Daan van Baarsen (1864 – 1946) is de grondlegger van het bedrijf. Hij was binnenvaartschipper. In 1911 ging hij in Amsterdam aan wal en slaagde er in zich te vestigen als handelaar in zand en grint.
Daan groeide op in een schippersfamilie. Zijn moeder was de dochter van een schipper. Zij trouwde met Jacob van Baarsen. Jacob werd van lieverlee zelf ook schipper. Daan was de oudste jongen in het gezin en ontwikkelde al vroeg een gevoel van verantwoordelijkheid. Hij trad op als toeziend voogd van zijn jongere broers toen zijn vader kwam te overlijden en ontpopte zich al snel tot de centrale figuur in zijn familie. Hij was ondernemend. Hij was koppig, stug, misschien ook humeurig, maar rechtvaardig en recht op de man af.
Aan boord bij zijn ouders werkte hij als schippersknecht. Na verloop van enige tijd kocht hij een eigen schuit. Hij nam vrachten aan en verhandelde zijn waar. Hij pakte het werk aan waar het werd aangeboden. Hij voer in de omgeving van de Beemster, van Kennemerland en Amsterdam. Aanvankelijk met als mest en puin, later zand, grint en basaltstenen. Hij schakelde al snel andere schippers/familieleden in en kon daardoor grotere opdrachten aan. Hij werd de alleenvertegenwoordiger voor het gebied Amsterdam van Den Breejen van den Bout, een zandleverancier uit Nijmegen.
Eenmaal aan wal zocht hij samenwerking met anderen in de handel in puin, in bestrating, in dijk- en wegenbouw. Hij nam ook eigen werken aan. In 1916 kocht hij een terrein in Buiksloot in Amsterdam-Noord aan het Noordhollands Kanaal voor de overslag van bouwmaterialen en voor de opslag van scheepstuigage en overslagmaterieel. Hij kocht een huis aan de Kromme Waal en stichtte in 1926 de “NV Grint- en Zandhandel D. van Baarsen” en in 1927 de “Transportmaatschappij De Kleine Scheepvaart”. Hierbij mag niet onvermeld blijven dat zijn zoon Jaap zijn eigen pad koos en in 1927 samen met Strubbe onder de naam van de “NV Industriële en Bouwmaterialen Handelmaatschappij, IBOMA” een terrein huurde van de Gemeente Amsterdam, grenzend aan de werf van zijn vader, voor de productie van betonnen opzetters voor houten heipalen.
In 1930 kocht hij ook een terrein in Halfweg, dat zijn zoon Nico al in gebruik had als opslagplaats voor zijn aannemerij. Ook dat terrein wilde hij inrichten voor de overslag van bouwmaterialen.
Daan leidde zijn bedrijf met straffe hand. Hij had vier zonen en vijf dochters. Uiteindelijk kwamen drie van zijn zonen in zijn bedrijf. In 1938 droeg hij de directie van de zaak aan hen over. Hij overleed in 1946 op 82-jarige leeftijd. Op dat moment vaarden 15 vaste schippers voor de zaak en was de onderneming in het bezit van 12 vrachtauto’s. De onderneming had toen een omzet ter grootte van ƒ 1.000.000, een balanstotaal van ƒ 500.000 en een eigen reservekapitaal van ƒ 150.000.